Cuba reisverslag van Jan en Annemie
BlogToegegeven, als toerist zijn we nogal bleu. Nooit buiten de westerse wereld geweest. Vandaar dat we vaak grote ogen hebben getrokken tijdens onze Cubareis. We delen graag onze ervaringen.
Van bij de aankomst in Havanna merk je het meteen. Lange wachtrijen bij de paspoortcontrole, die – zo lijkt het althans – zeer grondig wordt gedaan, kijken in een cameraatje incluis. Een futloze ‘Welcome to Cuba’ en je kan gaan. Eerst nog voorbij een bureautje met een uniform, wellicht de baas die toezicht houdt, koffers halen en je bent er. Met een chevrolet (1954) worden we naar Havanna Vieja gereden, een oude dame met veel grandeur maar ook veel sleet op. De taxichauffeur rijdt consequent links, later snappen we waarom. De raampjes staan open, vanwege de temperatuur en ook om iets te zien, maar daar hebben we spijt van. De roetwolken die uit de uitlaten ploffen zijn adembenemend. Autorijden in Cuba is een belevenis op zich. Wreed handig is dat de tijd vermeld wordt hoe lang het verkeerslicht op groen, oranje of rood blijft. Hier kennen we dat systeem soms voor de voetgangers, in Cuba is dat voor auto’s.
Verbazend erfgoed
Hotel Valencia is prachtig. Spaans-koloniaal complex met weelderig groene patio’s. Een lome tropische sfeer. Oude chique en sober tegelijk. Uit een buis in de muur gulpt water met wisselende druk. Dat is de douche. Het hotel ademt geschiedenis, zoals de stad. We logeren in het oudste en mooiere deel van Havanna en dat is maar goed ook, want we zullen nog hard schrikken als we ons buiten de toeristische cirkel wagen.
Alles wat gerenoveerd is en onderhouden wordt is prachtig. De geschiedenis laat zich lezen in alle bouwstijlen, al dan niet neo. Plaza de la cathedral, plaza de armas, plaza San Francisco, plaza vieja, allemaal parels en de sfeer is er dromerig relaxed. Sensuele muziekklanken waaien ons tegemoet. Ik koop kokosijs aan een stalletje. Heerlijk.
Slikken
We gaan zijstraten in en zien meer en meer afbladderende gevels, instortende balkons, rotte ramen, rommel en vuil, elektrische bedrading die met ijzerdraad en plakband bij elkaar wordt gehouden. We staan te kijken van zoveel troosteloos verval en worden een beetje sip.
Voorbij het capitool – grotendeels gerestaureerd en protserig – begint de Chinese wijk met een door China geschonken monumentale poort. De Chinese neringdoeners zijn al lang verdwenen. Het voortschrijdend verval knijpt ons de strot dicht. De Havanezen zien er in onze ogen haveloos uit. Het contrast met onze met camera behangen embonpoint voelt ongemakkelijk. We voelen ons big spenders, die met fooien strooien en plaatjes schieten van de minder gefortuneerden. Mensen in een rolstoel ‘mogen’ sinds kort zonnebrillen verkopen die op een groot bord op hun knieën zijn uitgestald. Ze zijn met velen en de concurrentie is groot. Iedereen probeert een graantje mee te pikken. We zeggen ‘no thank you’ op elk aanbod, slaan de vliegen van ons af en druipen af naar een plek waar je gewoon toerist kan zijn: een mojito op een terras op de plaza de armas. Dit is genieten. Maar de cultuurschok blijft hangen. We moeten bekomen en slikken het weg.
Natuur
Elke plaats waar we verblijven is anders. Viñales is een groot, gezellig en bedrijvig dorp in de tabaksvelden in een prachtig berglandschap. We gaan daar paardrijden en worden opgehaald door onze “cowboy” in het hotel. Spijtig genoeg is zijn kennis van Engels minimaal. Hier zullen we tijdens ons verblijf nog last mee hebben: het gebrek aan Spaanse taalkennis. Het is voor Jan de eerste keer dat hij deftig op een paard zit, dus niet voor de foto of op de kermis. Toch weer een aparte ervaring. Hoe de teugel van een paard “besturen”? Onze eerste stop is bij een boerin die zelfgemaakte koffie schenkt en ons wat fruit serveert van eigen kweek. Leeft in zeer sobere omstandigheden. Huisje ziet er vanbinnen proper uit maar onderweg ligt overal afval, plastic, metaal, stof. En dan is het nog het droge seizoen. We vervolgen onze weg naar een tabaksteler en sigarenmaker, die ons in onberispelijk Engels te woord staat, een interessante uitleg over de tabakskweek en het maken van sigaren. We krijgen een sigaar aangeboden om te “proeven” ! Wilt ons ten slotte een bundel sigaren verkopen, verpakt in palmbladeren (goed tegen de uitdroging). Bundel bevat 30 sigaren aan 3 CUC (is ongeveer 3 euro) per stuk, veel te veel voor ons als niet-rokers. We bereiken uiteindelijk een compromis: 10 sigaren. De verkoper is duidelijk niet tevreden met zijn verkoop en laat dat ook duidelijk merken. Wij terug op weg. Op een bepaald moment struikelt het paard van Jan: “Ik sla voorover en kwak tegen het handvat vooraan op mijn zadel. Verschietelijk ! Achteraf blijkt dat mijn liesstreek bont en blauw ziet, gelukkig geen 5 cm meer naar het midden. Op weg naar het hotel besluit mijn paard de rijweg te nemen pal in de richting van een aankomende auto. Deze moet vol in de remmen gaan staan anders hadden we contact. Bon, voor mij was dit mijn eerste maar ook wel laatste stunt als cowboy.”
We stoppen nog bij een bar midden in de velden waar met een machete de kokosnoot onthoofd wordt zodat we de melk kunnen drinken met een rietje. Heerlijk.
Las Terrazas ligt in een natuurgebied. De Cubaanse overheid heeft voor de oorspronkelijke bewoners een soort center parks gebouwd, rond een kunstmatig meer. Een dorp waar alles aanwezig is: huisjes en appartementen, sociale voorzieningen, recreatie. Ons hotel ligt op de hoogste heuvel en kijkt neer op het dorp waar we niets te zoeken hebben. Het voelt kunstmatig aan, een prestigeproject. De gids die ons rondleidt is niet akkoord. De mensen zijn hier tevreden, hebben het zich eigen gemaakt.
We bezoeken een voormalige koffieplantage, nemen een duik in de rivier (alle accommodatie aanwezig, tot kleedhokjes toe) op een paradijselijke plek en schuiven aan tafel met de rondgeleide groep voor een heerlijk maal.
Wonen met stijl en fantasie
Het eerste wat opvalt in Havanna zijn de prachtige gebouwen. Zeker als ze opgeknapt zijn, zijn ze ongelofelijk de moeite. Sinds de 16de eeuw brachten Europeanen alle stijlen mee: barok, art-déco, moors-mudejar, (neo-)classicistisch, al dan niet aangepast aan de plaatselijke smaak en materialen. Warm, kleurrijk en fantasievol. Ik wordt daar zelf vrolijk van.
In Santiago logeerden we in een residentiële villawijk, ooit een chique buurt met huizen van voor 1959, in diverse bouwstijlen. Met hoge voorportalen gestut door neo-Griekse zuilen, Spaanse haciënda’s, maar ook moderne villa’s in expo ’58 stijl zeg maar. Best vreemd om daar rond te lopen. De meeste huizen zijn onderhouden, sommige vervallen, al dan niet bewoond, hier en daar een ruïne. Maar ze zijn allemaal prachtig (geweest). Vele huizen hebben nu een openbare functie: school of kantoor. Maar de andere … we vragen we ons af wie er woont. We verblijven in een luchtige en stijlvolle bungalow van 1956. Onze hospita, een jonge vrouw van 30 is er opgegroeid. Familiebezit, zo blijkt. De garage is omgevormd tot kamer. Een auto hebben ze toch niet. Niemand eigenlijk. Parkeerplaatsen in de stad zijn er enkel voor toeristen.
De mensen leven in deze wijk nagenoeg op dezelfde manier als in de volksbuurten: op straat, ventend met zelfgemaakte karren zonder rubberbanden. Je hoort ze van ver aankomen door het vreselijk lawaai dat de metalen velgen maken. Bij het krieken van de dag beginnen de venters hun tournée en brengen hun koopwaar al roepend aan de man. Vuilniswagens rijden hier rond luid bellend. Veel volk op straat, ook ’s nachts en in de vroege uurtjes. Zucht. Onze nachtrust is ook hier een illusie en we hebben het gevoel dat de context niet klopt.
Op de echte buiten leeft men in hutjes met daken van palmbaderen, houten huizen van recuperatieplanken, al dan niet vrolijk geschilderd en voorzien van een voorportaal met schommelstoel. Veel golfplaat ook, in asbest of metaal, heet! Veel betonnen dozen van na 1959. Grauwe appartementsblokken in de woestijn of gezinswoningen op een rij, elk anders gepimpt. De Cubanen zijn fantasievol en creatief. Verf moet goedkoop zijn, want van de kleurenpracht gaan je ogen knipperen. Hier en daar een kunstige versiering, soms kitscherig, soms gestileerd of uitbundig. De interieurs gaan van armoedig en vuil tot chique en gedecoreerd. Vooral in Trinidad heb je inkijk in knus ingerichte huizen vol antiquiteiten, religieuze afbeeldingen en natuurlijk veel toeristenkoopwaar in de voordeur en achter de ramen.
Op de daken van de huizen staan grote betonnen vaten. Deze worden gevuld met water omdat de waterleiding niet bestaat of in slechte staat is. Je ziet dan ook veel tractors rondrijden met watertanks die de huizen gaan bevoorraden. Ook dit is Cuba: geen of te weinig investeringen in infrastructuur: wegen, waterleiding, elektriciteit. Wel camerabewaking op de pleinen en belangrijke straten in grote steden. Op onze vraag of de auto veilig stond werd er verwezen naar de camera op de hoek van de straat.Genoeg te beleven op straat in Trinidad. Dominospelers met supporters errond. Ergens anders zitten vijf oudere mannen, op leeftijd dus, het beste van zichzelf te geven. De instrumenten waren zo oud als de mannen zelf, tot op de draad versleten. De “lead zanger” was de grappigste: zonder tanden zingen als de beste. Ze hadden zelfs een cd opgenomen die ze verkochten. Schitterend was het !
Openbaar vervoer
Nergens zo weinig auto’s en zo veel alternatieven gezien. Op de ‘snelweg’ rijden we bijna alleen. Tot je een dorp of kruispunt nadert. Dan krijg je gezelschap van voetgangers, fietsers (soms met twee of drie op één fiets), paarden met een zelfgelast span eraan (van gerecyclede huisraad) , ossenspannen, tractors, scooters, soms met zijspan met oma erin met een gele bouwvakkershelm, bicitaxi’s … Nu snappen we waarom de echte auto’s links rijden. De eerste rijstrook wordt ingenomen door het traag verkeer. Wat wel vier wielen heeft en gemotoriseerd is, is doorgaan ouder dan wijzelf: cadillacs, chevrolets, buïcks, maar ook de vrachtwagens, ambulances, bussen, jeeps, bestelwagens, allemaal oudjes die vakkundig aan de praat worden gehouden. Ecologisch? Veilig? Dat niet, maar het blijft tot onze verbazing rijden. Nooit zo veel vormen van groepsvervoer gezien. In de bicitaxi kan je met twee personen meerijden. Een geitenkar vervoert kleuters van en naar school. Ook de paardenkar met twee zitbanken in de lengte doet het goed in de steden, al dan niet met rubberbanden. Hier en daar een 19de-eeuws karos. Tussen de steden rijdt een soort legervrachtwagen, ook met 2 langen banken en nauwe horizontale ramen, euh verluchtingsopeningen. Maar ook omgebouwde bestelwagens en vrachtwagens vervoeren mensen. Nauwelijks verlucht, bloedheet, bussen die eigenlijk geen bussen zijn. Bij een spoorwegovergang zien we dan weer een trein die een bus is geweest. Raar.
Vaak zie je mensen vervoerd worden, rechtstaand in een open vrachtwagen, zelfs één keer met een paard ertussen, op de snelweg. Dieren zie je even goed op de weg als er naast: paarden, kippen, geiten, runderen, varkens. Het traag verkeer trekt zich niets aan van de rijrichting en kan evengoed tegemoetkomend als dwarsend zijn. Geen probleem, er zijn weinig auto’s en er is veel plaats. In het donker (dat is al vanaf 20u) toch dubbel oppassen, het traag verkeer is onverlicht en bevindt zich regelmatig op de tweede rijstrook. Eng.
Lifters zie je overal. De vervoersarmoede is groot. Men probeert op elke mogelijke manier ergens te geraken. Een truuk om je te doen stoppen op de snelweg: iemand in donkerblauwe broek en lichtblauw hemd komt de weg op gestapt en steekt ferm zijn hand op als stopteken. Als je stopt zit je achterbank meteen vol. We zijn ervoor gewaarschuwd en dus niet gestopt, maar wel bizar om mee te maken.
Schooiers en slimmeriken
Soms zijn het toch sloebers! Bij het binnenrijden in Pinar del Rio wordt er op ons autoraam geklopt met de vermelding dat de “town is closed because there is a festival, please follow me”. Neen dus !
Op de luchthaven van Holguin word ik omgeroepen. Ik leg de omgekeerde weg af langs de controles die ik al voorbij was en wordt geconfronteerd met een bagagescan. Er blijken breekbare objecten in mijn koffer te zitten. “Ja, dat mag hoor, maar we zullen er toch maar een sticker met ‘fragile’ op plakken”. De man zegt met veel nadruk dat hij er persoonlijk voor zorgt dat de koffer voorzichtig behandeld wordt. Ik geef geen fooi en bij onze aankomst in Havanna zit er geen sticker meer op.
Ronselaars, bedelaars, schooiers, slijters van allerlei prullen. Op ingaan of niet? Lastige kwestie. Op een terras in Baracoa koop ik pinda’s van een oude man, waarop er een stormloop ontstaat: of we de geneesmiddelen van zijn moeder willen betalen? Bananen? Ik wil de bananen wel maar Jan stuurt ze weg. Het wordt hem duidelijk te veel. “Ik wil hier alleen maar rustig een glas drinken”.
Viva la revolucion
Overal in steden en dorpen en langs de weg zie je leuzen over de partij en de revolutie. Bijna 60 jaar na de omwenteling lijkt het nodig de bevolking te blijven overtuigen van de weldaden van de partij en het socialisme. Het mausoleum van Ché in Santa Clara en zijn standbeeld moeten imponeren. Voor de Cubanen is dit een belangrijk monument, maar we zijn niet zo overtuigd. Alles in dit land is versleten: auto’s, wegen, fabrieken, huizen. Daardoor is er ook luchtvervuiling en waterverspilling. Weinig mag, de staat zorgt voor alles. Ook de ideologie lijkt haar beste tijd achter zich te hebben gelaten. We voelen het als stilstand, achteruitgang en dappere wanhoop. De Cubanen verdienen beter. Jammer dat we geen Spaans spreken. We kunnen alleen observeren, niet naar hun beleving of zienswijze vragen.
Na een tijdje kunnen we ermee lachen. De wegen zijn een ramp maar de borden die ervoor waarschuwen worden netjes gepoetst. De fleurige heggen op de middenberm staan er strak geschoren bij. Veel uniformen kom je tegen: kaki, blauw, beige, bruin. Elke categorie heeft zijn kleur en zijn taak. Je ziet ze overal aan bureautjes zitten. Aan de ingang van het museo romantico in Trinidad zit er zo iemand om te zeggen dat het gerenoveerd wordt en gesloten is en je niet naar binnen mag. Idem dito in het klooster van San Juan de Dios in Camagüey. Onze laatste dag in Havanna viel op maandag en bijna alles was gesloten, maar de ambtenaar was op post. In het kleine lokale museum van Baracoa zitten ze met drie, één is aan het slapen. In het museum Velasquez in Santiago loopt er één met ons mee om uitleg te geven. Ook al spreken we geen Spaans, ik begrijp toch dat er een Vlaams schilderij hangt, een heel mooi trouwens, breugeliaans.
Santa Clara
Eigenlijk best wel een leuk stadje. Via Pocket Earth vinden we probleemloos onze gereserveerde casa. Eenvoudige kamer met alles erop en eraan zoals een gevulde koelkast. Prachtig dakterras met een ober die een paar woorden Nederlands spreekt: dank u wel, graag gedaan en tot ziens. Grappig. Heel lekker gegeten voor 10 CUC, keuze uit vis, kip of varken, grote portie.
Onze auto wordt “bewaakt” voor 1 CUC per nacht. Bij het vertrekken merken we dat onze auto gewassen is, de wasser zit ernaast te wachten op zijn fooi. Ook dit is Cuba!
Op het plein rijden er grappige koetsen rond voor kinderen getrokken door een geit. Een toertje rond het plein, als een attractie, of gewoon als schoolbus voor kleuters.
Camagüey
Bij het binnenrijden van Camagüey worden we gevolgd door een brommer met bijzitter. Deze blijft ons volgen, maakt ons zelf opmerkzaam dat we in een éénrichtingsstraat willen inslaan. Akelig vinden we dit. Op een bepaald moment rijden we niet verder en wachten af, na een tijdje rijdt de brommer door en verdwijnt.
We vinden dankzij Pocket Earth probleemloos onze casa. Blijkt die al verhuurd te zijn, we worden ondergebracht in een andere casa, ons ontbijt is wel voorzien in de eerste. We gaan met een fietstaxi naar de markt voor locals en kijken onze ogen uit.
Santiago – Baracoa
Santiago is de tweede grootste stad van Cuba, maar we vinden maar 3 benzinestations. In het derde vinden we eindelijk de juiste benzine 94 octa. Eerst betalen en daarna krijg je het te veel betaalde geld terug. De hele tijd een aanklampende bedelaar die aan mijn lijf plakt. Afrit gemist op de autostrade, via de middenberm teruggedraaid. We beginnen erin te komen.
Voorbij Guantanamo in een ‘wegrestaurant’ aan de kust een schotel krab gegeten. Kostte ons 26 CUC voor één persoon! Afzetters, we gaan het nooit leren om eerst de prijs te vragen.
Wegenwerken: weg compleet onderbroken en geen omlegging mogelijk. Achter een bulldozer moeten rijden die me een pad baande, anders onmogelijk om door te komen. Tegenliggers moeten wachten. Voor alles is een oplossing.
Baracoa
Weer helemaal anders voorgesteld, maar best wel gezellig. Hotel Porto Santo is wat afgeleefd. Maar tocht wel een fijn en vooral rustig hotel. Gezellige bar buiten aan het zwembad, goedkoop eten en drinken. Een mooie rustige kamer met uitzicht op zee en het geluid van de branding. Chill. De elektriciteit valt hier regelmatig uit voor korte periodes. Om 6:13u ’s morgens ging de hoteltelefoon, geen antwoord. Telefoon bleef maar gaan, uiteindelijk uitgetrokken. Bij navraag aan de balie bleek het een: “errora de sistema”: probleem met de kabel. Helemaal Cuba
Afkicken aan het strand
We eindigen aan het strand Playa Pesquero in Guardalavaca, een all-inclusive beachresort. We vragen ons af of het reisbureau dit met opzet heeft gedaan, maar we ervaren een nieuwe cultuurschok. De plek lijkt een uit zijn context gerukte planeet vol drukte, lawaai en overdaad. De eetzaal lijkt een fabriekshal met diverse eilanden waar je een decadente overvloed van voedsel à volonté kan opscheppen. In de bar kan je de hele dag door cocktails en sterke drank bestellen. De ober die meteen ons lege glas weghaalt, vraagt in één moeite ‘another one?’. Animatie op diverse podia, aquagym begeleid door technobeat, geschal uit een microfoon. Massatoerisme en kweekfabriek voor obesitas, diabetes, hartinfarcten en huidkanker. Nooit zoveel zwaarlijvige mensen met tattoo’s, foute outfits en driekleurige kapsels gezien. We zien een man met thermospint in de hand, over de bierbuik een T-shirt met Ché erop. Arme Ché.
Wat een afknapper als je deze omgeving vergelijkt met deze waarin de Cubanen leven. Dit had evengoed Benidorm of Lloret de Mar kunnen zijn.
Terug bekomen
Het doet ons deugd om te eindigen in Havanna na de ervaring van het all-inhotel. Nu we weten wat te verwachten kunnen we echt genieten van wat op ons afkomt. Jammer dat het maandag is, want sluitingsdag voor de meeste monumenten en musea. Dan maar een rondrit met een hop on, hop off bus, de moeite. We bekijken alle niet bewandelde stadsdelen vanuit de open dubbeldekker en merken weer verbazende dingen op. De ‘palen’ waarmee men straten afsluit blijken oude kanonnen te zijn uit de Spaanse tijd. Gat in de grond, kanon er onderste boven in en de straat is afgesloten voor het autoverkeer. Alles kan nog dienen inderdaad.
We zouden opgehaald worden om 17u aan ons hotel, voor de verplaatsing naar de luchthaven. Voor internationale vluchten wordt er gevraagd en aangedrongen om minimaal 3 uur op voorhand in de luchthaven te zijn. Om 17:30 staan we nog te wachten. Gebeld naar het reisbureau en iets voor 18u verschijnt ons vervoer. In een oude Ford worden we naar de luchthaven gebracht. Onderweg worden we tegengehouden voor een politie controle, stress, stress! Uiteindelijk bereiken we de luchthaven en kunnen we nog tijdig inchecken.
In een luchthavenboetiekje koop ik tenslotte een mini-oldtimer met magneten op als souvenir. De zwarte blokjes blijken bij thuiskomst uit houtskool te bestaan. Goed gevonden, mannen.
Veel beleefd, veel geleerd, veel geschrokken, gefronst en genoten, veel indrukken om te verwerken. En nu terug ons slaapritme vinden.
Wil je net als Jan en Annemie ook Cuba bezoeken? Kijk dan eens bij onze Cuba-bouwstenen of ga terug naar het overzicht van alle artikelen