Naar boven

Flora & Fauna in Nieuw-Zeeland

blog

Flora en Fauna in Nieuw-Zeeland

Voor jouw reis naar Nieuw-Zeeland zal natuur een grote rol spelen. Doordat Nieuw-Zeeland eeuwenlang geïsoleerd was van de rest van de wereld, heeft het land een unieke flora en fauna die je allemaal kan zien tijdens je rondreis. Oorspronkelijk was bijna het hele land met bossen bedekt, maar door de komst van de Maori en de Europeanen is het teruggebracht tot een kwart van het land. De nu nog overgebleven oerbossen bestaan uit kauribomen, boomvarens en mossen. De zeldzame Kauribomen kunnen meer dan 50 meter hoog worden en komen alleen nog op het Noordereiland voor. De Kauri is de op één na grootste boom ter wereld en te herkennen aan zijn zilvergrijze stam. De meeste woudreuzen staan in een groot bos ten zuiden van Omapere. Hier staat ook de allergrootste en oudste Kauri van het land, die door de Maori Tane Mahuta wordt genoemd, wat God van het bos betekent. De Maori geloven dat Tane de zoon is van Rangi (vader de hemel) en Papa (moeder de aarde) de twee oppergoden. Volgens de mythologie heeft Tane z’n ouders uit elkaar gedreven, om zo lucht, ruimte en vrede te creëren zodat leven kon ontstaan. De boom is ongeveer 2000 jaar oud en rond de 52 meter hoog.

Nieuw-Zeeland rondreis

Als je reist naar het Noordereiland vind je ook een grote hoeveelheid vulkanen, een aantal bekende zijn: Mt Tongariro, Mt Ngauruhoe en Mt Ruapehu. Deze zijn de laatste paar jaar nog actief geweest. Door de vele vulkanische uitbarstingen door de eeuwen heen, vind je op het Noordereiland veel kratermeren, met spuitende geisers, kokende modderpoelen en heerlijke warmwaterbronnen die absoluut de moeite waard zijn voor een bezoek. Op het Zuidereiland bevinden zich de Zuidelijke Alpen met als hoogste berg Mount Cook. De hoogste pieken zijn met eeuwige sneeuw bedekt.

De zuidwestkust van het Zuidereiland bestaat voornamelijk uit fjorden, allemaal zijn ze onderdeel van het grootste Nationale park van Nieuw-Zeeland, het Fjordland National Park. De fjorden zijn tijdens de ijstijden ontstaan. De kust van het eiland werd namelijk uitgeschuurd door het ijs waardoor er diepe valleien ontstonden, later zijn deze overstroomd door het smeltwater. Het park behoort tot de meest regenrijke gebieden ter wereld waardoor er een unieke vegetatie is ontstaan. Het gevolg is een soms ontoegankelijke wildernis met donkere bossen, ijskoude meren, woeste rivieren en bodems bedekt met groene varens en mossen. In het park leven ontzettend veel dieren, waaronder herten, gemzen, wilde varkens, pinguïns, zeehonden en dolfijnen.

Wanneer je door dit park (of één van de vele andere bosrijke gebieden die Nieuw-Zeeland rijk is) wandelt dan zal je opvallen dat de natuur in Nieuw-Zeeland één van de mooiste ter wereld is, hoogstwaarschijnlijk zal je een fantail tegenkomen, een grappig klein vogeltje met een mooie waaierstaart die hij vol trots zal laten zien terwijl hij druk om je heen vliegt. Dit doet hij omdat wanneer je door struikgewas loopt, kleine insecten opvliegen die hij dan kan vangen. Daardoor is de kans groot dat wanneer je door de bossen aan het reizen bent je gezelschap krijgt van een Fantail. Vaak zie je ze ook bij bloemen die veel insecten trekken.

Doordat Nieuw-Zeeland zo ver verwijderd was van de rest van de wereld, waren de vleermuizen de enige zoogdieren die het land hadden weten te bereiken. Dit veranderde met de komst van de Europeanen. Zij brachten dieren mee zoals vossen, katten en andere roofdieren. De inheemse diersoorten kregen er hierdoor veel meer natuurlijke vijanden bij en veel vogelsoorten zijn hierdoor uitgestorven.

Gelukkig zijn er vandaag de dag nog veel verschillende vogels te bewonderen, waaronder de Kiwi. Dit vleugelloze vogeltje is zo’n 30 centimeter hoog en praktisch blind. Ze leven voornamelijk ’s nachts en voeden zich met wormpjes en andere kleine insecten. De Kiwi is het nationale symbool van Nieuw-Zeeland. De inwoners noemen zichzelf Kiwi’s en ook de kiwivrucht is naar het vogeltje vernoemd. Ooit leefden er Moa’s op het eiland, dit waren grote vleugelloze vogels van 3 meter hoog, een beetje lijkend op de struisvogel die wij vandaag de dag kennen. Ze leefden van vruchten en bladeren. Ze waren makkelijk te vangen en er werd dan ook veel op ze gejaagd, dit zorgde er dan ook uiteindelijk voor dat ze uitstierven. Een ander zoogdier wat door de Europeanen is meegebracht is de Opposum, een klein roofdiertje dat een beetje op een vos lijkt. Ze dachten deze diertjes te kunnen verkopen, maar er was geen vraag voor. Uiteindelijk werden ze in de vrije natuur los gelaten en vandaag de dag is het een ware plaag. Er zijn er veel te veel! Ze ruïneren alle flora en fauna in het land. Er worden zelf beloningen uitgedeeld per gedode Opposum, veel van hen worden ook langs de kant van de weg gevonden, omdat ze onder de wielen van een auto zijn gekomen. Van hun vacht worden veel producten gemaakt, waaronder bontjassen, tasjes en sjaals.

Voor de kust van het plaatsje Akaroa, op het Zuidereiland leeft de Hector dolfijn, één van de zeldzaamste en meest bedreigde dolfijnsoorten die er bestaat. De Hector dolfijn is de kleinste dolfijnsoort ter wereld en werd in de 19-de eeuw ontdekt door de Britse wetenschapper Sir James Hector. Je kunt ze herkennen aan hun donkere, bijna zwarte rugvin, die veel minder puntig is dan de rugvin van andere dolfijnsoorten. Er worden boottochten georganiseerd naar zee, zodat je, als je geluk hebt, tussen de dolfijnen kan zwemmen. Doordat ze zo nieuwsgierig zijn is de kans groot dat ze langs je boot komen zwemmen. Zorg dus dat je in zo’n geval een goede camera mee op reis neemt.

Tijdens je Nieuw-Zeeland rondreis bezoek je ook een bijzonder eiland. Het Zuidereiland kent nog veel meer zeldzame diersoorten, zoals de ‘yellow eyed’ pinguïn die het meest voorkomt op Otago Peninsula, een schiereiland voor de kust van het Zuidereiland vlakbij het plaatsje Dunedin. Op dit eiland vind je het Penguin Rescue Center, hier werken vrijwilligers die er voor zorgen dat de toeristen niet te veel lawaai maken en niet te dicht bij ze komen of ze zelfs aanraken. Om de toeristen toch de pinguïns te laten zien zijn er loopgraven gemaakt met zogenaamde kijkgaten. Als je in zo’n loopgraaf staat, lijk je een stuk kleiner en de pinguïn zal dan denken dat je ongevaarlijk bent en verder gaan met z’n bezigheden. Ze zijn herkenbaar aan de gele streep rond hun ogen, waardoor het lijkt alsof ze een zonnebril op hebben. De pinguïns zijn niet de enige dieren op dit schiereiland, op de rest van de stranden komen enorme kolonies albatrossen en zeehonden voor waar je gewoon tussendoor kunt lopen. Hierdoor krijgt een anders zo normale strandwandeling heel veel extra’s en kun je de meest fantastische foto’s maken.

background-pattern